GEOFF MULDAUER - HIS LAST LETTER

Artiest info
Website
facebook

Label : Moon River Music / ZenneZ Rec.

TE KOOP bij ZenneZ Rec.

 


Geoff Muldauer (Brooklyn, NYC, 1943) is een van de voorlopers in de Amerikaanse folk en bluesscene, hij groeide op in Pelham, N.Y., en als teenager bezocht hij de jazzclubs, hij hoort daar Leadbelly en valt voor de folk- en country blues. Tijdens zijn studie aan de Boston University ontdekt hij er de plaatselijke folkscene, daarna leeft hij een jaar in New Orleans en trekt door de V.S. In 1963 verschijnt zijn eerste plaat op Prestige, spoedig daarna wordt hij lid van de baanbrekende Jim Kweskin Jug Band die de voorloper was van bands als de Lovin’ Spoonful. Na het uiteen vallen van de band maakt hij twee succesvolle albums met zijn echtgenote Maria die zijn naam aanhield na hun scheiding en een eigen carrière begon. Geoff maakte meer solo albums en twee superieure albums met Amos Garrett die regelmatig bij mij op de draaitafel liggen. Met Paul Butterfield’s Better Days maakte hij ook twee albums. Hij werkte verder met musici als Bonnie Raitt, Eric Schmidt, Jerry Garcia, Bob Dylan, John Cale, David Lindley, Van Dyke Parks en Garth Hudson. Hij was een grootheid onder zijn collega muzikanten maar bij het grote publiek bleef hij relatief onbekend. In 1981 verdwijnt hij uit de muziekwereld, hij werkt bij het label Hannibal en als software programmeur voor de productie van auto onderdelen. Gelukkig keert hij in 1998 terug in de studio met The secret handshake.

En dan is er nu wat wel beschouwd mag worden als zijn magnus opus, deze geweldige box met twee elpees en een werkelijk schitterend boekwerk met teksten over alle nummer en rijk geïllustreerd, alles uitgevoerd als een waar kunstwerk. De titel “His last letter” slaat niet op Geoff zelf maar op zijn overgrootvader, deze was gezagvoerder op de USS Oneida, een zeilschip dat in 1870 werd geramd door een Brits stoomschip dat uit de koers was geraakt door de mist. Geoff kwam in het bezit van brieven van zijn overgrootvader na het overlijden van een neef, vandaar de titel. Uit brieven van overlevenden, krantenartikelen en rapporten kon “His last letter” tot leven worden geroepen middels een “Octet in Three movements”, een klassiek werk gecomponeerd door Muldauer dat kant 4 in beslag neemt van het dubbel album. Dit verhaal staat veel uitgebreider beschreven in het boek evenals ieder nummer leidt tot een verhaal waardoor de elpees en het boek sterk met elkaar zijn verweven en het luisteren naar de muziek naar een hoger plan tilt.

De ondertitel van deze box luidt “The Amsterdam Project” en dat zit zo in elkaar: In 2005 maakte Geoff een tournee door Duitsland, een van de optredens vond plaats in Aken vlakbij de Nederlandse grens. Het publiek luisterde met aandacht maar het applaus was matig, maar één tafel reageerde enthousiast, ieder nummer werd onthaald op gefluit en geklap. In pauze ontmoette hij dit gezelschap, het waren Hollanders ! Geoff speelde een paar keer in Amsterdam en dezelfde Hollanders kwamen opdagen, om een lang verhaal kort te houden het werd zijn “Dutch Family”. Jaren later wilde Geoff kamermuziek die hij had geschreven opnemen, stukken voor viool, cello, klarinet, fagot en hoorn (bekend als French horn). Hij had klassiek muzikanten nodig en dat gedurende langere tijd en ze moesten van topkwaliteit zijn. Waar die te vinden, Los Angeles, New York, Boston ? Waarom niet Amsterdam, hij had daar zijn Dutch family die zijn was deed en andere zaken regelde. Zo ging het dus, gedurende de volgende 10 jaar reisde hij een paar keer per jaar naar Amsterdam om te repeteren en op te nemen. Hij ontmoette producer Gert-Jan Blom en via hem kwam hij in contact met de beste studio’s en technici, de muzikanten kwamen uit het Nederlands Philharmonisch Orkest, het Radio Philharmonisch Orkest, het Residentie Orkest van Den Haag, ASKO, Schönberg Ensemble en het Metropool Orkest en freelancers op verschillende instrumenten en Gert-Jan introduceerde hem bij de geweldige mezzo-sopraan Claron McFadden, die constateerde Geoff bij een ontmoeting in de IJsbreker afkomstig was uit Rochester, NY, het ijs voor zover aanwezig was snel gebroken.

Laat niemand schrikken van het klassieke instrumentarium op de albums, alleen kant 4 kun je beschouwen als klassiek, de rest is een muzikale reis door de roots van blues, country , jazz etc. Het album opent met “Black Horse Blues” van Blind Lemon Jefferson gezongen door Geoff met zijn typerende stemgeluid dat hier en daar doet denken aan Randy Newman. En de begeleiding bestaat inderdaad uit viool, cello , fagot, French horn en drums en het werkt, het klinkt geweldig. In min of meer dezelfde bezetting horen we “Betcha I Getcha” van jazz violist Joe Venuti, toegeschreven aan Bix Beiderbecke, een instrumental met Ton van Bergeijk op gitaar. “Michigan Water Blues” van Jelly Roll Morton” is Geoff vocaal te horen. “Lady of the Lavender Mist” van Duke Ellington met o.a. Gert Wantenaar op accordeon en als laatste van kant A “The whale has swallowed me” van J.B. Lenoir met Geoff op gitaar en vocaal. Stuk voor stuk sterke nummers die door de afwijkende instrumentele bezetting alleen maar aan kracht winnen. Kant B begint met “Boll Weevil Holler” van folksinger Vera Hall, Geoff is hier vocaal te horen en op banjo, Ton van Bergeijk speelt harmonica en op tweede stem horen we niemand minder dan Jim Kweskin ! Daarna “The Jiterbug Waltz” van Thomas “Fats” Waller met Gert Wantenaar op accordeon en David Kweksilber op klarinet, heerlijk nummer en dan volgt een van mijn favorieten “Gee Baby, Ain’t I good to you”, alom bekend maar de originele uitvoering van de McKinney’s Cotton Pickers met Don Redman vocaal staat hier model.

Geoff’s stem is ideaal om dit heerlijke nummer te vertolken. “Gold Tooth Blues” is een gedicht van Tennesee Williams dat door Geoff op muziek werd gezet, knap en bijzonder geslaagd, Geoff is hier vocaal te horen en op pennywhistle (!). “Prairy Lullaby” is van the singing brakeman Jimmie Rodgers, leuke uitvoering gelukkig zonder jodelen, het handelsmerk van Rodgers. Kant C begint met een lied dat toegeschreven wordt aan Dock Boggs, een mij onbekende folksinger en banjo speler, in het boek wordt uit de doeken gedaan dat hij het heeft “gepikt” van ene Sara Martin, alweer een mooi verhaal. “Come all you fair and tender ladies” is een Appalachian ballad, de versie die Geoff hier als leidraad neemt is die van Eric von Schmidt die het opnam met Garth Hudson op accordeon. Ik moet daar nodig naar op zoek want deze versie van Geoff en zijn Hollandse kornuiten is ontroerend. “The Frog” is een ultrakort nummer dat Geoff schreef voor zijn dochter Clare die gek was op kikkers, lees het verhaal ! Dan volgen er nog twee gedichten van Tennessee Williams “My little one” in een kleine bezetting en gezongen door de geweldige mezzo sopraan Lady Claron McFadden, kippenvel ! En tot slot “Heavenly grass ”met Hans Colbers op klarinet en Geoff, zang en gitaar, ook weer ontroerend. Een geweldig item, deze box met twee elpees en een prachtig boekwerk, de hoes waarin de lp’s zitten is al een kunstwerk op zich met aan een kant het schilderij van Jan van der Heyden van het uitzicht op de Oudezijds Voorburgwal met de oude kerk uit 1670 en aan de andere kant een foto van dezelfde plek uit 2020, een fraaie foto met dreigende luchten boven de kerk.

Complete bezetting :
Viool : Jan Erik van Regteren Altena, Alida Schat, Natalia Gabunia, Heleen Hulst, Edwin Blankenstijn, Emma Breedveld, Merel Hulst. Cello : Eduard van Regteren Altena, Mick Stirling, Isabella Petersen, Annie Tangberg, Abby Newton. Altviool : Isabella Petersen, Marjolein de Waart,Rani Kumar. Klarinet : Ryanne Hofman, David Lukacs, Anna voor de Wind, Hans Colbers, David Kweksilber. Fagot : Margreet Bongers. French horn : Wouter Brouwer, Pieter Hunfeld, Jan Harshagen, Ron Schaper. Drums : Joost Kroon. Basklarinet : David Kweksilber, Frank Timpe. Gitaar : Ton van Bergeijk, Joep Lumeij. Klassieke gitaar: Jac Bico. Guitarrón : Gert-Jan Blom. Accordeon : Gert Wantenaar. Harmonica : Ton van Bergeijk.

Jan van Leersum.